Praatdokter
Het zorgen voor kinderen met bagage kan bij tijd en wijle
gepaard gaan met een soort algehele onderdompeling in hulpverlenersland. Zo ook
bij ons thuis. Allereerst hebben we natuurlijk te maken met voogden (die nogal
eens wisselen) en de pleegzorgwerker (gelukkig al wel heel lang hetzelfde
gezicht). Maar op zich, als alles loopt, kunnen die contacten op een laag pitje
komen te staan. Tot er weer iets gebeurd, vaak niet eens met de kinderen zelf
maar bijvoorbeeld in het contact met één van hun ouders, en iedereen weer prompt
op de stoep staat.
Daarnaast is ook de medische wereld ons inmiddels niet meer
vreemd. Zowel voor Thomas als Vera hebben we hiermee te maken. Elke keer weer probeer
ik zo goed mogelijk aan beide kinderen uit te leggen wat er staat te gebeuren,
met wie en waarom. Maar dat is best een hele uitdaging, is gebleken.
Zo vroeg Thomas zich, na een behoorlijk aantal ziekenhuisbezoekjes
als gevolg van zijn genetische afwijking, af: “ik ziek?” En tsja, leg dan je driejarige
(met verstandelijke beperking!) maar eens uit waarom hij telkens weer wordt omringd
door witte jassen met ernstige gezichten, terwijl hij zich eigenlijk kiplekker
voelt. Gelukkig hoeft hij inmiddels nog maar twee keer per jaar voor controle
te komen. Een bezoekje aan zijn oogarts is prima uit te leggen en de kinderarts
kijkt gewoon jaarlijks even “of hij goed is gegroeid”. Verdere uitleg komt
later wel, als hij er meer aan toe is en het beter kan begrijpen.
Met Vera dacht ik ingewikkelde vragen voor te zijn, door
haar uitgebreid te vertellen dat we een “praatdokter” gingen bezoeken, die er
vooral was om óns te gaan helpen om haar beter te gaan begeleiden. Uiteraard
vond ze het na deze uitleg nogal raadselachtig waarom juist zíj daarvoor
allerlei taakjes en testjes moest doen, maar dat terzijde. Bij het zoveelste bezoekje werd
duidelijk dat het kwartje niet helemaal, of beter gezegd helemaal niet, was
gevallen. Toen ik weer van wal stak met mijn uitleg over de volgende afspraak
bij de praatdokter, vroeg Vera zich namelijk hardop af: “waarom moet ik toch
telkens naar die praatdokter, ik kan toch juist al heel goed praten?”
Oeps, dat was ik vergeten. De logopediste waar Thomas een
jaar geleden was geweest, had ik ook “een soort praatdokter” genoemd… Vera had
helemaal gelijk, praten doet ze als een tierelier, daar hoeft absoluut geen
enkele dokter aan te pas te komen. Voortaan noem ik dus maar gewoon alle
hulpverleners bij hun naam, en laat ik nadere uitleg over hun functie achterwege.
Reacties
Een reactie posten